-
1 iemand het startsein geven
iemand het startsein gevenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand het startsein geven
-
2 het startsein geven
v. give the go ahead -
3 startsein
-
4 start
Oktober 1992, overeenkomst getekend door de V.S. en vroegere Sovjet Unie waarin beide landen overeenkomen de productie van nucleaire bewapening te reducerenSTART (Strategic Arms Reduction Treaty)start1[ sta:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 start♦voorbeelden:wake up with a start • wakker schrikkenget off to a good/bad start • goed/slecht beginnenmake a start on • beginnen metmake an early start • vroeg vertrekkenmake a fresh/new start • opnieuw beginnenat the start • in het beginfrom the (very) start • vanaf het (allereerste) begingive someone a start (in life) • iemand op gang/op weg helpenstart on/over • voorsprong op————————start21 beginnen ⇒ starten, beginnen te lopen/werken4 〈 benaming voor〉 (plotseling) bewegen ⇒ losspringen 〈 van hout〉; aanslaan 〈 van motor〉; te voorschijn springen♦voorbeelden:start at • beginnen bij/metstart at • (op)schrikken van4 start for the door • richting deur gaan/lopentears started to their eyes • de tranen sprongen hen in de ogenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (doen) beginnen ⇒ in beweging zetten, aan de gang brengen/helpen; aanzetten, starten 〈 motor〉; opwerpen 〈 vraag〉; aanrichten; aansteken 〈 vuur〉; op touw zetten; stichten, opzetten 〈zaak e.d.〉; naar voren/te berde brengen, aansnijden 〈 onderwerp〉♦voorbeelden:¶ start something • moeilijkheden maken/zoeken -
5 départ
départ [deepaar]〈m.〉1 vertrek ⇒ (het) weggaan, afreis♦voorbeelden:tableau des départs • bord met vertrektijdendépart en vacances • het met vakantie gaanêtre sur le départ • op het punt van vertrek staan, op het punt staan te vertrekkenle départ à • het vertrek naarprendre le départ • van start gaan4 départ en retraite • vervroegde uittreding, VUT5 capital de départ • begin-, startkapitaalau départ • in het beginde départ • aanvankelijkdès le départ • van meet af aanm1) (het) weggaan, vertrek2) vertrekpunt, halte3) aftreden, ontslag4) begin, start -
6 signal
signal [sienjaal],signaux [sienjoo]〈m.〉1 signaal ⇒ sein, (verkeers)teken♦voorbeelden:1 signal d'alarme • alarmsignaal; noodremsignal d'arrêt • stoptekensignal de danger • waarschuwingsbordsignal de détresse, d'urgence • noodseinles signaux de sa voiture • de lichten van zijn autosignaux routiers • verkeerstekensbrûler les signaux • door het stoplicht rijdendonner le signal du départ • het startsein gevenmsignaal, sein, teken -
7 donner le départ
donner le départ -
8 donner le signal du départ
donner le signal du départDictionnaire français-néerlandais > donner le signal du départ
-
9 donner le top départ
donner le top départ -
10 top
top [top]〈m.〉1 (tijd)sein ⇒ signaal, toon♦voorbeelden:au quatrième top il sera exactement 8.00 heures • bij het vierde piepje is het 8.00 uur precies -
11 starten
startenI 〈onovergankelijk werkwoord; sein〉♦voorbeelden:II 〈overgankelijk werkwoord; haben〉1 het startschot lossen (voor), het startsein geven (voor) -
12 give the go-ahead
de toestemming/het startsein/zijn fiat geven -
13 go-ahead
go-ahead1♦voorbeelden:1 give the go-ahead • de toestemming/het startsein/zijn fiat geven————————go-ahead2
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский